Het Haas
Inhoudopgave:

- algemeen
- voedsel
- voortplanting
- vijanden & bedreiging
- biotoop
- jacht
- hondenwerk
- wapens & munitie
Het haas komt in vrijwel alle
jachtterreinen in Nederland voor, plaatselijk zelfs zeer talrijk. Het is daarom
een zeer belangrijke wildsoort in het landschap van onze "cultuur”
Algemeen
Het
Europese veldhaas (Lepus europaeus) en het konijn behoren beide tot de
familie der Leporidae of haasachtigen. Op grond van de bouw van het
gebit heeft men hen lange tijd ingedeeld bij de knaagdier, de snijtanden
groeien het hele leven door. Toch is er een groot verschil in het gebit
zodat men eigenlijk de haas moet indelen de groep van de dubbeletanden,
dit in tegenstelling van de knaagdieren.
Volgens de
samenstelling van het bloed behoren ze eerder tot enige hoefdieren als
de knaagdieren. De voorpoten worden nooit als grijpwerktuigen gebruikt,
zoals knaagdieren, maar worden voor de verdediging of aanval gebruikt.
Het langgerekte, lenige "droge" lichaam van het haas rust op een paar
slanke voorlopers en twee veel hoger gestelde, zeer krachtige
achterlopers. Het dier is een halfzoolganger: het zet bij het lopen de
zool van de voet gedeeltelijk op de grond. Het lichaam is bedekt met
verschillende soorten haar, met dekharen in de wildkleur. De beharing
van de onderzijde van buik en staart is wit. De zwarte oorvlekken en de
veel langere oren (lepels) onderscheiden een haas van een konijn. De
gespleten "bazenlip" is een aanpassing aan de knagende leefwijze. het
kan zo'n 6 kg zwaar worden en wordt gemiddeld 3 jaar oud in de vrije
wildbaan, uiteraard in gevangschap wordt de haas veel ouder tot zo'n 12
jaar.
Het
haas is een niet?sociaal levend steppedier met een duidelijke voorkeur
voor grotere vlakten (minimaal 5 ha.). De verblijfplaats heet het leger.
In
vertraagd ("hobbelen") of versneld galop. in spronggalop met snelheden
tot 70 kilometer per uur. Op de vlucht worden "haken" geslagen.
Selectieve
voedselkeuze, met een voorkeur voor kiemplanten, jonge plantendelen met
een relatief laag celwandgehalte en akkeronkruiden zoals de
paardebloem, kruisbloemigen, viooltjes en alle soorten klaver. Bij het
haas is sprake van caecotrofie ofwel dubbelvertering: het opnemen van
een voorverteerde en met vitamines verrijkte substantie, afgescheiden
uit de blinde darm. Wordt een haas ziek, zodat hij eigenlijk
met antibiotica behandelt moet worden, dan wordt het een probleem, omdat
door de behandeling ook de bacteriën die voor de vertering worden
gebruikt afsterven en kan het dus zijn voedsel niet meer op de juiste
wijze verteren, zodat hij langzaam maar zeker zal verhongeren. Een
behandeling met een konijnenantibiotica, die juist op de
verteringsbacteriën zijn afgestemd functioneert daar en tegen zeer goed.
Hazen gebruiken geen vloeistoffen overdag,wel 's-nachts zo'n 125 tot
200 ml water, en meer in de zomer,maar ik heb zelf wel al waargenomen
dat hazen sneeuw aten in de winter.
Video presentatie over het haas:
http://www.soortvandemaand.nl/img/film/februari - haas.wmv
Voortplanting: Als
betrekkelijk kleine planteneter met veel natuurlijke vijanden heeft het
haas een aanzienlijk voortplantingsvermogen. Het is het grootste deel
van het jaar vruchtbaar; het voortplantingsproces wordt alleen in
oktober, november en december
onderbroken.
De haas heeft ook belangrijke bijzonderheid, de moer heeft een soort
superbaarmoeder, dit wil zeggen dat ze ondanks dat ze drachtig is toch
vruchtbaar is en opnieuw gedekt kan worden. Dus kunnen in haar
baarmoeder, foetussen zijn van verschillende ouderdomsstadia. Deze
processen worden primair beïnvloed door de daglengte. Het
voortplantingsgedrag wordt rammelen genoemd. Tijdens de paarvorming gaat
de moer de rammelaar soms letterlijk boksend te lijf, waardoor deze
ernstige verwondingen kan oplopen. Het gaat hier dus niet, zoals men
algemeen denkt. om gevechten tussen rammelaars. De draagtijd is
gemiddelde 42 dagen. Een
volwassen, gezonde moer werpt gemiddeld elf tot dertien jongen per jaar
in drie tot vier worpen. Er kunnen echter al 12 dagen na de vorige worp,
alweer nieuwe hazen geboren
worden. De jongen zijn nestvlieders en worden met geopende ogen en compleet behaard geboren en zijn direct in staat tot lopen. Hun
geboorte gewicht is zo'n 90 tot 130 gram De jongen hebben de eerste
weken een neutrale geur en dus geen wildgeur wat hun weer beschermd
tegen bepaalde predatoren, die via de geur hun prooi
opsporen. Zoogtijd zo'n drie weken, maar na twee weken nemen ze al vast
voedsel tot zich. Ze zijn dus zelfstandig na 3 tot 4 weken. Van
deze jongen worden er ongeveer zes ouder dan één maand; gemiddeld
blijven er drie in leven. In een ongunstige biotoop is het
overlevingspercentage echter maximaal 15%. Relatief jonge en
betrekkelijk oude moeren produceren kleinere worpen. De jonge
moerhazen van welke in het vroege voorjaar geboren zijn, kunnen na zes
maanden reeds jongen werpen, maar dit zijn uitzonderingen. De meeste
jonge hazen die in januari en februari geboren worden overleven bijna
niet. Onderzoek heeft uitgewezen dat de meeste hazen die in het najaar
geschoten worden, zijn geboren in deze maanden.

Ongeveer
drie kwartier na zonsondergang begeven jonge hazen zich in de richting
van de verzorgingsplaats. De moer arriveert ongeveer een kwartier later
en begint met zogen. De dagelijkse zoogtijd is, in verband met gevaar
voor predatie, erg kort; slechts enkele, hooguit acht minuten. Hazenmelk
is zeer geconcentreerd. Zij bevat 11-24% vet en 11-20% eiwit. De
verzorgingsperiode duurt ongeveer een maand; tijdens de eerste zeventien
dagen hiervan is de moedermelk onmisbaar. Daarna gaan de jongen ook
groenvoer opnemen. Tijdens het drinken gaan de jongen op hun rug liggen.
De moer likt dan hun geslachtsstreek. Als gevolg hiervan krijgen de
jongen, als hun maag vol raakt, waarschijnlijk drang tot urineren. De
moer likt de urine op en zo voorkomt zij dat de verzorgingsplaats door
roofdieren wordt gevonden. Jonge hazen die geboren worden waar veel
zgn. ( vette kruiden) voorkomen groeien sneller en zijn vooral sterker
in het overleven. Door langdurige braaklegging en op de juiste manier
inzaaien van deze zgn. vette kruidachtigen weer een kans om te bloeien
en zich te vermeerderen. Hierdoor krijgen de jonge hazen via de
moedermelk zeer vetrijk voedsel en groeien nog sneller en zijn dus veel
weerbaarder voor de zgn. predatiedruk van kraaien en vossen. Het vet
inde hazenmelk dient als energiebron voor de warmtevoorziening bij koud
weer en in de zomer als een soort vochtreserve. Daar bij de afbraak van
een gram vet in het hazenlichaam ook 1,1 gram water ontstaat, hierdoor
kunnen de jonge hazen ook goed in de zomer of in droge jaargetijden
overleven.
Slijtage
aan de kiezen maakt een grove schatting van de leeftijd van het haas
mogelijk. Naar lichaamsgrootte onderscheidt men jonge hazen, kwart
hazen, halve hazen, driekwart hazen of drielingen en volle bazen. Een
vol haas weegt minstens 3 kilo. Dit gewicht heeft het in Nederland
wanneer het tussen de vier en vijf maanden oud is. Het maximale
lichaamsgewicht - soms tot zes kilo - wordt op een leeftijd van ongeveer
acht maanden bereikt. Uiterlijk is er nauwelijks verschil tussen
rammelaars en moeren. jonge hazen hebben een duidelijk voelbare
"jeugdknobbel" aan de buitenzijde van de voorlopers, ongeveer een
centimeter boven het polsgewricht. Deze knobbel wordt de verdikking van
Stroh genoemd. Bij geschoten hazen kan men dit ook controleren door als
men de oorlepels kan scheuren.
Ziekten en andere bedreigingen; Ons
zachte, vochtige Atlantische klimaat is gunstig voor de ontwikkeling
van parasieten, zoals de coccidiose veroorzakende Eimeria-soorten.
Leverbot, bepaalde lintwormen- ook het blaaswormstadium van de
vossen-/hondenlintworm- en maagworm komen bij het haas voor. Besmetting
met maagwormen hangt samen met de aanwezigheid van konijnen.
Besmettelijke bacterie-/virusziekten waaraan hazen kunnen lijden zijn
onder andere pseudo-tuberculose en European Brown Hare Syndrome (EBHS). Kepinolsap
is het enigste wat goed helpt als hazen ziek zijn van coccidiose, alle
andere medicijnen tasten hun voedselverteringsproces aan en daardoor
kunnen ze juist sterven, dit medicijn kan men bij iedere apotheek
krijgen. Hoe dient men dit nu toe in het veld zult u zich afvragen, nou
dit is in het voorjaar en de winter wanneer deze ziekte het meest
optreedt heel gemakkelijk als je in het bezit bent van suiker- of
voederbieten. Deze snijdt u midden door en bestrijk dan de binnenzijde
met kepinolsap en plak ze dan aan elkaar door het gebruik van
satéstokjes en prik er in het midden een takje met wat bladeren op,
zodat de bieten met de stokjes direct opvallen op de omgeploegde akkers
en in de weilanden. De hazen zijn nieuwsgierige beesten en komen er dan
ook op af.
Hazen houden niet van regen:
Langdurige,
de pels doorwekende regenval, gepaard gaande met kou, is funest. Er
sterven dan veel jonge dieren, maar ook oude hazen worden het
slachtoffer.
Hazen
blijken slecht tegen regen te kunnen, zo concluderen onderzoekers van de
universiteiten van Groningen en Wageningen op basis van onderzoek op
Schiermonnikoog. Temperatuur bleek minder van invloed te zijn dan
vochtigheid.
Ecologen
van de leerstoelgroep Resource Ecology (Wageningen Universiteit) en van
Rijksuniversiteit Groningen hebben tussen 1995 en 2003 de hazen in het
oostelijk deel van Schiermonnikoog geteld. Het aantal hazen in het
zeshonderd hectare grote gebied varieerde tussen de 320 en 596. De
sterke wisseling in aantallen wordt volgens de onderzoekers mede
veroorzaakt door het weer. Vooral regenval heeft een negatieve invloed
op de hazenstand. Dat geldt zowel voor een hoge gemiddelde regenval per
jaar als ook voor korte periodes met heftige regenval. Ook het waterpeil
is van invloed: overstromingen bij een waterpeil van twee meter NAP
zorgen voor een lagere hazenpopulatie. De temperatuur had geen
aantoonbaar effect op het aantal hazen op Schiermonnikoog. De resultaten
van dit onderzoek zijn in het decembernummer van het wetenschappelijke
tijdschrift Lutra gepubliceerd.
Intensieve
landbewerking maakt ook veel slachtoffers, vooral onder de zich
instinctief drukkende jongen. Jonge hazen worden ook veelvuldig
gepredeerd door troepen kraaien.
Onkruidbestrijdingsmiddelen
verarmen de vegetatie en dat betekent niet alleen minder dekking, maar
ook minder voedsel-variatie voor het haas.
Op
doorgaande land- en polderwegen worden (al dan niet opzettelijk)
regelmatig hazen aangereden. Ook worden op vrij grote schaal hazen
gestroopt, bij voorkeur met lange honden en lichtbak.
BIOTOOP- EN VELDVERZORGING
Biotoopverbetering: Hazen
komen zowel voor in weidegebieden als akkerbouwgebieden. Eenzijdige
monoculturen zijn daarbij het slechtste alternatief, zowel in de zomer
als de winterperiode. Bij biotoopverbetering dient men te streven naar
deze elementen: voedsel, dekking en rust.
Het
aanleggen van kruidenrijke stroken kan zorgen voor meer diversiteit aan
voedsel. Ze doen overigens ook dienst als dekking. Omdat hazen een
voorkeur hebben voor jonge plantendelen en voor bloeiwijzen van
akkerkruiden, moet worden voorkomen dat de ruigtestroken verhouten.
Daarom is een tot twee keren per jaar maaien in gedeelten en evt. frezen
zinvol. Dit kan het best gebeuren in de periodes wanneer de hazen geen
jongen hebben. Is dat door omstandigheden niet mogelijk, dan is het
gebruik van een wildredder een alternatief. Maai vanuit het midden zodat
de dieren naar de zijkanten kunnen vluchten. zie hiervoor maaibeheer
Bij
het ontbreken van ruigtestroken kan men in ieder geval proberen om de
begroeiing in sloten te behouden. branden van sloten en slootkanten is
in meerdere ten funest. Ten eerste ontbreekt lange tijd daar goede
dekking. Ten tweede zorgt de as voor verrijk de bodem, waardoor
ongewenste onkruiden allee harder gaan groeien.
Het
haas heeft meestal zijn schuilgelegenheid in of nabij zijn
voedselgebied. Zorg daarom voor hoekjes ruigten en lage dekking, en als
het er in zit zelfs wildakkers en houtwallen. Vergrassing in deze
houtwallen belangrijk. Het haas is overigens ook vaak te vinden op de
open akker, waar hij alles kan zien en waar hij verschillende legers
heeft.
Hoe meer rust in het veld, hoe beter het haas. Wat kun je hier voor betekenen:
a. Voorkom dat struinende honden en katten in hun gang kunnen gaan.
b. Houd predatoren als kraaien en vossen kort.
c.
Sluit ongebruikte zandpaden in overleg met de eigenaar af. Vaak
voorkomt men hierdoor ook de stroperij en het illegaal storten van
huisvuil. 
Hazen in 'spronggalop' kunnen
snelheden halen van 70 kilometer
Met
name in de winterperiode is rust in het veld bel Door de beperkte
vegetatie zijn zowel voedsel als dekking schaars, en een haas dat op de
lopers moet geeft verwaaiing af en wordt sneller opgemerkt door
stropers en predatoren. Vluchten kost energie en gaat, bij onvol
aanvulling, ten koste van de conditie. Het neerleggen snoeihout van
fruitbomen biedt een zekere mate van, voedsel en beperkt enigszins de
vraat aan deze bomen.
Jagen op de haas; in ons land zijn twee jachtmethoden drijfjacht. Bij de voor-de-voet-j
acht
loopt men met drie, hooguit vier geweren in een linie. Drijfjachten
vergen een groter gezelschap: drijvers op linie, met hier en daar een
geweer er tussen, en een stel geweren op strategische plaatsen aan het
eind van de drift. Tussenvormen zijn ook mogelijk: ruim
voor?de?voet?jagen, met een of enkele geweren "op kop" van de drift. Wie
vaker in het veld wil zijn, kiest voor jagen-voor-de-voet, een ander
organiseert een of hooguit enkele keren per jaar een drijfjacht.
Belangrijk is dat men rustgebieden in het veld in acht neemt, waar men
te allen tijde van afblijft. Overbejaging is uiteraard uit den boze.
Overleg
met de buurjagers in de WBE over de data en wijze van bejagen. Vooral
in gebieden met veel kleine velden is dit nuttig. Men kan afspraken
maken over rustgebieden, "kantjes jagen", gezamenlijk jagen, aanvang
jacht en te schieten aantallen. In de praktijk blijkt dat een dergelijke
vorm van overleg per saldo een betere hazenstand oplevert. Nog een
advies: tel de hazen. Kies een vaste route door het veld en ga er
regelmatig op uit om te tellen, vooral 's ochtends vroeg en 's avonds
tegen het donker worden.
De
aanvangsdatum is 15 oktober. De meeste jagers gaan pas later op
hazenjacht. De weilanden zijn dan veevrij, en de gewassen zijn geoogst.
De hazen kunnen dan nog één keer geteld worden. Uiteraard wilt u hazen
sparen en voldoende overhouden voor de aanwas. Schiet niet meer dan 30%
van de hazen die je hebt getelt. Je houdt dan 70% over. Van deze 70%
sterft rond de 20% door diverse omstandigheden in de winterperiode. Met
de 50%, die je dan overhoudt, gaat je weer het volgende jaar weer in.
Verzorging van het wild; Laat
het haas pekelen, d.w.z. druk voorzichtig de urine uit de blaas. Steek
de achterlopers door en manoeuvreer "achterom" de ene loper in de ander,
zodat het haas aan een stok gedragen kan worden of opgehangen aan een
wildrek, of gebruik hiervoor een stukje draad of touw om de achterpoten
bij elkaar te binden zodat ze gemakkelijker te dragen zijn door de
drijvers of jagers. Strijk met de hand eventuele losse plukken haar van
de vacht. Zo verzorgd, toont het geschoten haas het fraaist.
HET HONDENWERK
Apporteur: Tijdens
de hazenjacht wordt de hond alleen ingezet als apporteur, en niet als
drijfhond. Hazen die vast liggen, geven vrijwel geen verwaaiing, zodat
een drijfhond van weinig nut is. Een haas is zo zwaar dat alleen grote,
sterke honden, zoals retrievers en de grotere continentale jachthonden, deze goed kunnen apporteren.
Op
de hazenjacht moet de hond rustig op post zijn. Blaffende of gillende
honden zorgen voor teveel verontrusting. Zet nooit een hond tijdens de
drift in, ook niet op een haas dat achter de linie beschoten wordt, want
het kan staande honden het over
langere afstand kunnen dragen. Kleine honden, zoals spaniëls, zijn
minder geschikt. Een Engelse Springer Spaniël kan goed een enkel haas
apporteren, maar is niet geschikt om een hele jachtdag lang hazen over
grotere afstanden binnen te brengen.
Op hazenjacht kan men niet zonder een betrouwbare apporteur
Door
het slaan van haken weer terug gaan in de richting van de drift,
waardoor de hond gevaar kan lopen. Kijk ieder haas na het schot voor
langere tijd na. Na afloop van de drift kan men dan eventueel gaan
nazoeken. Kan men vanwege de dekking het haas niet nakijken, dan laat
men de hond de aanschotplaats controleren. Vaak liggen "gemiste" hazen
op zo'n 10 - 20 meter dood in de dekking en pakt de hond het "zieke"
hazenspoor op en komt terug met het aangeschoten of dode haas.
Picker-up: Als picker-up
kan men twee posities innemen op post bij de geweren of op ruime
afstand achter de geweren. Tijdens de drift verlaat u de ingenomen
positief Een picker-up, die op overzichtelijk
terrein achter de drift staat, kan alle hazen die "doorkomen" goed
observeren en zien of ze geraakt zijn. Een duidelijk aangeschoten kan
men door de hond laten vangen. Vaak is dat niet nodig, want aangeschoten
bazen vallen vaak zo'n meter achter de linie opeens dood neer. Soms ook
een beschoten haas zich na enkele tientallen meters. Dergelijke hazen
moeten altijd gecontroleerd worden kan het beste door het haas te
benaderen met de hond aan de voet (na +/- een half uur) en de apporteur
pas in te zetten als het haas op de lopers komt.
Priest: Een
alternatief voor de bekende klap achter de oren met de gesterkte hand
is de zogenaamde priest: een korte stok met kort uiteinde als extra
gewicht of een end van een herteng
AANBEVOLEN WAPENS EN MUNITIE
Algemeen: Bij de flora? en Faunawet behoort jachtbesluit, dat enkele nieuwe bepalingen bevat ten zien van jachtwapens en munitie.
In
lid 2 van artikel 12 staat dat een enkelloops hagelgeweer een magazijn
heeft dat ten hoogste twee patronen bevatten. Deze bepaling heeft
gevolgen voor automatische wapens en nu ook van zogeheten pump-guns, die
oudsher met meer dan twee patronen geladen kan worden. Dit betekent dat
het magazijn van deze wapen zo moet worden aangepast, dat het niet meer
dan 2 patronen kan bevatten.
In
lid 3 van hetzelfde artikel staat een gelijke bepaling, kogelgeweren.
ook hiervan mag het magazijn niet meer dan twee patronen bevatten,
tenzij het wapen is voorzien van een grendelinrichting waarmee het
handmatig schot voor schot kan worden geladen (de grendelbuks). De
maximale korrelgrootte van de hagel, waarmee haas: konijn, fazant. eend,
duif en patrijs bejaagd mogen worden, wordt in de Flora- en Faunawet
vastgesteld op 3,5 millimeter (Duitse hagel no. 3).
Hagelpatronen
die metallisch lood bevatten zijn en blijven verboden. Hagelpatronen
van vandaag hebben als lading staal (ook wel ijzerhagel genoemd),
tungsten, bismut, wolfraam, molybdeen, zink of tin.
Het
is van evident belang dat de jager een geoefend schutter is. Regelmatig
een bezoekje aan de schietbaan houdt de vaardigheid op peil. Een rondje
kleiduiven en een paar schoten met de buks op de schijf zorgen ervoor
dat u als jager vertrouwd blijft met uw wapens. Schieten is een
vaardigheid die je, als je hem eenmaal hebt aangeleerd, moet
onderhouden.
Voor de hazenjacht: Voor
de hazenjacht gebruikt u een hagelgeweer van kaliber 12 of 16/20. De
hageldoorsnee is 3 of 3,25 mm (Duitse 5 en 4). Staal en tungsten zijn
uitstekend te gebruiken bij de jacht op het vlak. Deze soorten hebben
door hun relatief harde en onvervormbare hagelkorrels en hun hoge
aanvangssnelheid een nauw schotbeeld. Het is dan ook aan te bevelen bij
deze soorten geen nauwere boring dan Half choke" te gebruiken. De
maximale schootsafstand voor een kaliber 12 geweer en een nuttige hagellading van 36 gram is ongeveer 35 meter op een dwarsend haas, maar je dient veel meer afstand "voor te houden" als je schiet met staal of een andere soort metaal.